04. Uitgangspunten en gehanteerde begrotingsrichtlijnen

De budgetten in de programmabegroting 2016 en financiële prognoses voor de periode 2017-2019 zijn gebaseerd op de Voorjaarsnota 2015 en de financiële beleidslijnen en de spelregels uit het collegeprogramma ‘Mijn Assen’. De beleids-, bezuinigings- en dekkingsmaatregelen uit de beleidsnotitie ‘Minderen met Maat’ maken daar onderdeel vanuit. 

 

Ambities collegeprogramma 2015 - 2018

In de lopende bestuursperiode is jaarlijks € 1,5 miljoen beschikbaar voor uitvoering van het collegeprogramma ‘Mijn Assen’. De betrokken programmabudgetten zijn hierop afgestemd. Om onderbesteding en daarmee onnodig beslag op middelen te voorkomen is voor 2015 maar de helft van de middelen oftewel € 0,85 miljoen beschikbaar gesteld. De andere helft van deze middelen schuift dan ook door naar 2019. Daardoor valt de laatste tranche van het uitvoeringsschema nu voor 50% in 2019.

03 ambities
 

Het voor het collegeprogramma ‘Mijn Assen’ vastgestelde dekkingsplan van € 1,5 miljoen bestaat uit het niet ‘indexeren’ van de bestemmingsreserves, het verlagen van de zogenoemde incidentele ruimte, en het schrappen van de stelpost bijzondere bijstand. Het pakket maatregelen heeft een tijdelijk karakter en loopt in 2019 af. Betreffende budgetten worden daarna weer op hun oorspronkelijke peil teruggebracht. 

Aanvullend op de voor 2016 voor de uitvoering van de tweede jaarschijf uit de nota ‘Minderen met Maat’ gebudgetteerde ruimte van € 1,55 miljoen zijn in de begroting voor het komende jaar middelen geraamd voor het verlenen van een bijdrage voor de organisatie van de Maya-tentoonstelling door het Drents Museum en voor het dekken van de kosten voor de uitbreiding van kleed- en bergruimten bij de sportverenigingen LEO, LTC en AVO. Daarnaast hebben we de middelen geraamd die vanaf 2016 benodigd zijn voor de exploitatie van de nieuwe sporthal Quintus en het continueren van de inzet van MEE-werkers in de openbare ruimte.

 

Bezuinigingen bestuursperiode 2010-2014

Alle uit de vorige bestuursperiode stammende bezuinigingsmaatregelen zijn in de programmabudgetten verwerkt. De totale omvang ervan bedraagt vanaf 2016 rond € 28 miljoen. Een tweetal maatregelen uit het totaalpakket hebben we, omdat deze door gewijzigde omstandigheden niet langer haalbaar zijn, ingaande de begroting 2016 geschrapt. Het betreft de bezuinigingen op de kinderboerderij en de TT. Verder hebben we de aan de invoering van de nieuwe werkomgeving gekoppelde bezuinigingsopdracht voor € 0,4 miljoen moeten terugnemen. Ten opzichte van het financiële beeld in de Voorjaarsnota leveren deze aanpassingen een nadeel op van € 0,5 miljoen. Hiervoor is elders binnen het totale financiële kader dekking gevonden. Alle overige taakstellingen zijn ingevuld en zijn of worden nog gerealiseerd. Dat geldt tevens voor de uit de vorige periode stammende bezuinigingen op de bedrijfsvoering van in totaal rond € 10,0 miljoen. 

 

Bezuinigingen ‘Minderen met Maat’ 

De met ingang van 2015 additioneel in te vullen bezuinigingsopgave is vastgesteld op € 7,3 miljoen en volledig met maatregelen belegd. Daarbij is rekening gehouden met het tijdelijke karakter van de middelen die nodig zijn voor uitvoering van ons collegeprogramma. Het totaalpakket bestaat om die reden uit een structureel deel van € 5,8 miljoen en een tijdgebonden deel van € 1,5 miljoen. Het tijdgebonden deel beslaat de periode 2016-2018 en deels 2019. 

04 bezuinigingsopgave
 

Onvoorzien/incidenteel

De ‘incidentele ruimte /veiligheidsmarge 2016’ is bepaald op € 1,4 miljoen. De omvang ervan wordt ieder jaar opnieuw vastgesteld op basis van de voor het betreffende begrotingsjaar gecalculeerde stand van de gemeentelijke reserves en de toerekening van ‘bespaarde rente’ aan het begrotingsresultaat. Voor die toerekening geldt een bovengrens van € 2,8 miljoen. Het teveel wordt om grote financiële schommelingen in het begrotingsbeeld te voorkomen als ‘incidentele ruimte' in de begroting opgenomen. Deze ruimte kan gedurende het begrotingsjaar als eenmalig dekkingsmiddel voor beleids- en begrotingsdoeleinden worden ingezet. De reguliere post ‘onvoorzien’ bedraagt voor het komende jaar € 0,35 miljoen. 

 

Algemene uitkering 

De raming en prognoses voor de uitkering uit het gemeentefonds zijn gebaseerd op de meicirculaire 2015 en daarin voor de periode 2016 tot en met 2019 gepresenteerde accressen. We hebben niet geanticipeerd op mogelijke positieve ontwikkelingen als gevolg van economisch herstel en positieve signalen over de rijksbegroting 2016. De Miljoenennota 2016 en de septembercirculaire 2015 moeten daar uitsluitsel over geven.

We hebben eigen inschattingen gemaakt voor toekomstige ontwikkeling van de landelijke en lokale verdeelparameters. Daarbij is uitgegaan van een bescheiden gemeentelijke groei. Ook zijn de gevolgen van de tweede fase herijking gemeentefonds, die met ingang van 2016 zijn beslag krijgt, in de begroting verwerkt. Assen blijft ‘nadeelgemeente’.

De nog voor 2016 en de jaren erna geplande bezuinigingen op het gemeentefonds zijn in de raming en de prognoses van de algemene uitkering verwerkt. Voor 2016 gaat het om de oplopende korting voor hergebruik van scootmobielen en de in de eindsituatie tot € 1 miljard oplopende korting op gemeentefonds vanwege door het Rijk veronderstelde efficiencyvoordelen als gevolg van gemeentelijke schaalvergroting. Voor Assen bedraagt deze korting jaarlijks € 0,25 miljoen structureel.

Tot nu toe hebben de bezuinigingen van de kabinetten Rutte I en II voor Assen geresulteerd in een blijvende inkomstenderving van jaarlijks circa € 6,0 miljoen. De nadelige gevolgen van de invoering van de herijking van het gemeentefonds en de verdeelmodellen in het sociaal domein zijn hierin nog niet meegeteld. 

 

Integratie-uitkering sociaal domein

Het kabinet heeft in de meicirculaire 2015 de geactualiseerde budgetten gepresenteerd die in de periode 2016-2019 via het gemeentefonds beschikbaar komen voor de uitvoering van de Wmo, de Jeugdhulp en de Particiaptiewet. De verdeling van de macrobudgetten is met ingang van 2016 gebaseerd op zogenaamde objectieve verdeelmodellen met een daarbij behorend tijdelijk groeipad. Alleen voor het onderdeel ‘beschermd wonen’ moet nog een objectief verdeelmodel worden ontwikkeld. Assen is een van de gemeenten die tot dusverre op alle relevante beleidsvelden ‘nadeelgemeente’ is. 

In de begroting 2016 en de financiële prognoses voor 2017-2019 is bij de beleidsuitvoering in het sociaal domein nogmaals uitgegaan van budgettaire neutraliteit. De in de begroting geraamde budgetten voor de Wet maatschappelijke ondersteuning, jeugdhulp en participatiewet zijn afgestemd op de middelen die we hiervoor van het Rijk ontvangen. Het totaalbedrag dat Assen hiervoor in 2016 via het gemeentefonds ontvangt bedraagt € 83,4 miljoen. De verdeling ervan is als volgt. 

 

05 integratie sociaal domein
 

Net als in 2015 is een genormeerd deel integratie-uitkering bestemd voor de eigen bedrijfsvoering. Daarbij zijn we voor wat betreft de uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning nogmaals uitgegaan van de landelijke richtlijn van 3 procent van de overkomende middelen. Voor de uitvoering van de Jeugdwet hebben we de VNG-richtlijn van 4,3 procent aangehouden. 

Als resultaat daarvan is in 2016 binnen de bedrijfsvoering in totaal circa € 2,1 miljoen beschikbaar voor de uitvoering van de nieuwe taken in het sociaal domein. Het gaat in dit stadium om inschattingen, die de komende jaren op basis van ervaringen in de praktijk verder ingevuld en verfijnd zullen moeten worden.

 

Doeluitkeringen

De ramingen en prognoses van de doeluitkeringen die naast de uitkering uit het gemeentefonds van Rijk en/of provincie worden ontvangen zijn geactualiseerd en waar nodig en mogelijk conform de financiële spelregels doorvertaald naar het achterliggende beleidsveld. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de middelen die van het Rijk worden ontvangen voor uitvoering van de Wmo, Maatschappelijke opvang en voor andere activiteiten op het terrein van zorg, welzijn, onderwijs en sport.

 

Subsidieplafonds 2016

Op grond van juridische overwegingen is het noodzakelijk dat u jaarlijks een aantal met name te noemen subsidieplafonds vaststelt. Het doel is het betreffende jaarbudget juridisch af te grendelen om openeind constructies en onbedoelde budgettaire bijwerkingen te voorkomen. De betreffende subsidiebudgetten maken onderdeel uit van de budgetten in de programmabegroting 2016.

 

06 subsidieplafonds

 

Met de vaststelling van de begroting 2016 stelt uw raad tevens de bovenstaande budgetten vast als plafonds voor de in 2016 ten behoeve van de betreffende activiteiten te verstrekken subsidies vast.

 

Loon-, prijs- en volumeontwikkeling 

Bij de opbouw van het programmabudget bedrijfsvoering 2016 is rekening gehouden met een nominale aanpassing van het salarispeil van circa 2,2% ten opzichte van het niveau van februari 2015. Deze bijstelling berust deels op de afspraken in de lopende cao-gemeenten en deels op een eigen inschatting van de salarisaanpassing in 2016. Voor de periode 2017-2018 is als aanname uitgegaan van een jaarlijkse stijging van de gemeentelijke loonsom met 1,75%. 

Voor wat de betreft de prijsontwikkeling in de periode 2016-2019 is in de product- en programmabudgetten rekening gehouden met een jaarlijks stijgingspercentage van rond 1%. Dit percentage sluit aan bij de inflatieverwachtingen die het Kabinet hanteert voor het gemeentefonds. 

Verder is bij de opbouw van de programmabudgetten, waar nodig, rekening gehouden met de budgettaire gevolgen van volumegroei. Het als gevolg hiervan jaarlijks optredende gemeente breed optredende budgettaire effect is geprognotiseerd op € 0,3 miljoen structureel. 

 

Gemeentelijke bedrijfsvoering

Het programmabudget bedrijfsvoering is geactualiseerd en aangepast op basis van loon-, prijs en een aantal andere onontkoombare ontwikkelingen. De totale omvang van het budget bedraagt voor 2016 ruim € 47,0 miljoen. Binnen dit totaalbudget is € 150.000 beschikbaar voor het samenwerkingsverband Drentse Aa. 

De bezuinigingen op de bedrijfsvoering uit de nota Minderen met Maat voor de jaren 2016-2019 zijn verwerkt. Deze lopen op van € 0,4 miljoen in 2016 tot 2,1 miljoen structureel vanaf 2018.

De toerekening van bedrijfsvoeringskosten aan de gemeentelijke grondexploitatie en aan projecten is ten opzichte van 2015 geactualiseerd. Dit heeft geleid tot lichte onderlinge verschuivingen. In de begroting 2016 wordt circa 17% van de kosten van de bedrijfsvoering aan deze taken toegerekend. Als gevolg van bezuinigingen, het op afstand zetten van taken en een afnemende projectportefeuille neemt de grondslag voor dekking van de gemeentelijke overhead de komende jaren geleidelijk af. Intern wordt onderzocht hoe we hier het beste mee kunnen omgaan. 

 

Gemeentelijke heffingen

De ramingen en prognoses voor de opbrengsten van de gemeentelijke heffingen zijn ten opzichte van 2015 op basis van de bestaande beleidsafspraken bijgesteld. In de paragraaf ‘lokale heffingen’ worden deze verder toegelicht. De totale opbrengst van de gemeentelijke heffingen is voor 2016 geraamd op € 32,4 miljoen. 

In de raming van de opbrengst van de onroerende zaakbelastingen is rekening gehouden met de in het kader van de nota ‘Minderen Met Maat’ voor de jaren 2016 en 2017 aangekondigde boventrendmatige tariefaanpassing van 1,5%. Deze maatregel is onderdeel van het beleids- en dekkingsplan 2015-2018. Daarnaast is in de raming rekening gehouden met de negatieve effecten van de waardevermindering van kantoorpanden en de extra opbrengstderving als gevolg van het toegenomen beroep op de vrijstellingsregeling op grond van de ‘motie de Pater’. Deze toename betreft met name objecten die in gebruik zijn voor beschermd wonen. Verder is in de nieuwe raming rekening gehouden met de lagere groei van onze gemeente. Deze ontwikkelingen samen hebben tot gevolg dat we raming van de Ozb-opbrengst voor 2016 ondanks de voorgestelde tariefsverhoging, op het niveau van de begroting 2015 van € 16,2 miljoen. hebben moeten handhaven. In de meerjarenprognose was voor het jaar 2016 gerekend met een opbrengst van € 16,8 miljoen. 

De ramingen en prognoses voor de opbrengsten van de afvalstoffenheffing en het rioolrecht blijven gebaseerd op het principe van volledige kostendekking. 

 

Onderuitputting investeringslasten

In de begroting 2016 en de meerjarenraming is rekening gehouden met de lasten van afgesproken investeringen en met reguliere vervanging van investeringen die noodzakelijk zijn voor continuïteit in de beleidsuitvoering en de bedrijfsvoering. Om onnodig beslag op begrotingsruimte te voorkomen hebben we in de begroting voor het komende jaar rekening gehouden met onderuitputting in de investeringslasten van € 0,3 miljoen. Dit conform de afspraken uit het beleids-en dekkingsplan 2015-2018 dat uw raad met de begroting 2015 heeft vastgesteld. In de geactualiseerde meerjarencijfers voor 2017 tot en met 2019 is niet geanticipeerd op mogelijk nieuwe en/of verdergaande onderuitputting van investeringslasten. 

 

Financiering en rente 

Het financierings- en rentebeleid en de daarop gebaseerde ramingen en prognoses zijn ongewijzigd ten opzichte van de begroting 2015. De Treasuryparagraaf bevat de toelichting daarop. 

De interne rentecalculatie is vooralsnog gehandhaafd op hetzelfde niveau van 2015. Daarbinnen is rekening gehouden met positieve rente-effecten die we in 2015 door slagvaardig opereren op de geld- en kapitaalmarkt hebben kunnen inboeken. Vervroegde aflossing en omzetting van relatief dure oude leningen in laagrentende nieuwe leningen was hier onderdeel van. Dit is bijvoorbeeld gebeurd voor De Nieuwe Kolk.

Hierdoor is het positieve resultaat van de interne renteverdeling op begrotingsbasis toegenomen van € 3,4 miljoen in 2015 naar € 5,2 miljoen in 2016. Dit voordeel komt ten gunste van het programma Algemeen Financieel Beleid. De geschetste ontwikkeling en de op dit punt van de rentecalculatie en -toerekening in voorbereiding zijnde wijzigingen van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) zijn voor ons reden om het bestaande omslagstelsel en de daarbinnen gebruikte calculatierente te herijken. In de komende Voorjaarsnota rapporteren we over onze bevindingen. 

Met de effecten van de herfinanciering van de leningen die destijds voor de financiering van De Nieuwe Kolk zijn afgesloten, is in de begroting nog geen rekening gehouden. Deze moeten nog verder en in relatie met de aflopende inzet ‘Weierstraatreserve’ worden bezien en uitgewerkt. Ook hiervoor is de Voorjaarsnota 2016 het eerstkomende richtpunt.

 

Inzet reserves 

In 2016 wordt circa € 6,4 miljoen aan de reserves onttrokken en € 2,6 miljoen aan de reserves toegevoegd. Verderop in dit hoofdstuk treft u de nadere specificatie hiervan aan. 

Onderdeel van de beleidsafspraken is dat indexatie van bestemmingsreserves deze bestuursperiode enkel nog plaatsvindt bij die reserves waar dat op grond van een meerjarig amortisatieplan en voor stabiliteit in de begroting noodzakelijk is. In deze bestuursperiode is daarvoor jaarlijks circa € 2,2 miljoen nodig. 

De reserve grote projecten wordt om aan de lopende verplichtingen te kunnen blijven voldoen naar de huidige inzichten in 2017 met € 4,0 miljoen versterkt vanuit de Essent-gelden. Hierover zijn in de vorige bestuursperiode afspraken gemaakt. 

 

Volumebeleid

Met ingang van 2015 is het interne volumebeleid hervat. Dat betekent dat in dat verband relevante producten programmabudgetten ten opzichte van 2015 worden bijgesteld en op peil worden gehouden op basis van verwachte volumegroei. Als aanname voor die groei is in de begroting 2016 en de prognoses voor de daaropvolgende jaren rekening gehouden met een jaarlijkse structurele lastenuitzetting van rond € 0,3 miljoen. Cumulatief gezien is de komende jaren in totaal dus € 1,2 miljoen structureel aan ruimte beschikbaar voor het opvangen van volumegroei.

 

Invoering Vennootschapsbelasting 

Met ingang van 2016 betalen gemeenten vennootschapsbelasting. We bereiden ons voor op deze fiscale omslag en onderzoeken de financiële impact en risico’s hiervan voor onze gemeente. In afwachting van de uitkomsten van dat onderzoek ramen we de financiële gevolgen voor onze gemeente voorlopig nog pro memorie. In de Voorjaarsnota 2016 komen we op dit onderwerp terug. Gemeenten worden door het Rijk niet gecompenseerd voor de extra fiscale en administratieve lasten. Mede om die reden kan invoering vennootschapsbelasting financieel nadelige gevolgen hebben voor de uitkomst van onze begroting. 

 

Grondexploitatie en FlorijnAs

De budgetten voor gemeentelijke grondexploitatie en voor de uitvoering van de FlorijnAs zijn geactualiseerd en afgestemd op de meeste recente inzichten. De bijstellingen hebben geen invloed op de einduitkomsten van onze begroting en de meerjarencijfers. De grondexploitatie is selfsupporting; er bestaat geen financiële afhankelijkheid met de exploitatie van de algemene dienst. De in het kader van de in de vorige bestuursperiode afgesproken tijdelijke inzet van de algemene reserve van het grondbedrijf stopt dan ook na 2017. 

Realisatie van de FlorijnAs voltrekt zich binnen de budgettaire kaders. De in te zetten eigen middelen en de beschikbaar komende externe financiering zoals de RSP/Zuiderzeegelden, die Assen hiervoor van het Rijk ontvangt vormen een gesloten systeem. Ook de kosten van het projectbureau worden hierbinnen opgevangen. Wel zal in de toekomst als gevolg van de nieuwe voorzieningen sprake zijn van toename van de kosten van beheer en onderhoud. Hiervoor zal vanuit de eigen gemeentelijke middelen ruimte moeten worden vrijgemaakt.